Spring naar inhoud

Relatie tussen PGA waarden en kans op schade voor geïnduceerde aardbevingen in Groningen

Auteur TNO; C.P.W. Geurts, R.D.J.M. Steenbergen
Opdrachtgever SODM
Datum 13 juni 2016

In dit rapport wordt op basis van eerdere TNO rapporten en gegevens uit de literatuur een eerste aanzet gegeven tot het leggen van een relatie tussen waarden voor de piekgrondversnelling (PGA) en de kans op verschillende niveaus van schade ten gevolge van aardbevingen. Aanleiding voor dit rapport is de vraag van SodM om advies te geven over PGA-waarden waarbij er een zekere kans is op het optreden van schadetoestand DS1 (lichte scheurvorming), DS2 (gemiddelde schade), of DS3 (zware schade) en te adviseren over een eventueel te accepteren kans op dergelijke niveaus van schade.

TNO geeft de volgende aanbevelingen:
Er kan langs twee wegen tot een beoordelingscriterium worden gekomen. De eerste betreft een criterium op basis van alleen DS1 schade (ontstaan van lichte scheurvorming); de tweede betreft een methode waarbij een relatie wordt aangenomen tussen de kansen op DS1, DS2 en DS3 schade, waarna een criterium kan worden gekozen op basis van de kans op DS2 en/of DS3 schade. De eerste methode is op basis van eerdere geïnduceerde aardbevingen in Noord Nederland tot op zeker hoogte empirisch onderbouwd; de tweede methode berust op aannamen die nog geverifieerd dienen te worden en is zonder nader onderzoek lastig te onderbouwen.

 De resultaten van de door TNO uitgevoerde kalibratiestudie “schade door aardbevingen” uit 2009 en de TNO studies uit 1997 die ten grondslag heeft gelegen aan SBR Trillingsrichtlijn A, kunnen behulpzaam zijn bij het vaststellen van een relatie tussen de kans op schade en de trillingsniveaus, in termen van versnellingen en snelheden. Deze relatie kan dienen als technische onderbouwing voor eventuele regelparameters in het winningsplan. Om deze relatie nauwkeuriger vast te leggen, wordt geadviseerd de genoemde kalibratiestudies te actualiseren. Hiervoor kunnen inzichten uit het TNO sensornetwerk worden gebruikt. Daarbij moet aanvullend aandacht gegeven worden aan de relatie tussen de kwetsbaarheidscurves voor DS1, DS2 en DS3. Dit vraagt om nader onderzoek.